In een procedure voor de kantonrechter was aan de orde of de werkgever de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd wegens het bereiken door de werknemer van de AOW-leeftijd, terwijl voor de werknemer een afwijkende leeftijd zou gelden.
In de arbeidsovereenkomst was niet opgenomen dat deze eindigt bij het bereiken van de AOW-leeftijd. De arbeidsvoorwaardenregeling van de werkgever bevatte een pensioenontslagbeding. Deze arbeidsvoorwaardenregeling was geïncorporeerd in de arbeidsovereenkomst. In de arbeidsvoorwaardenregeling stond dat de arbeidsovereenkomst eindigt op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. De kantonrechter moest de vraag beantwoorden of met pensioengerechtigde leeftijd de AOW-leeftijd is bedoeld of de pensioenrichtleeftijd volgens het pensioenoverzicht.
De kantonrechter was van oordeel dat het begrip “pensioengerechtigde leeftijd” moet worden uitgelegd aan de hand van de zogenaamde cao-norm. Deze norm houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling van doorslaggevende betekenis zijn. Als de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor werknemers en werkgevers, die niet bij de totstandkoming van de cao betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook aan de bedoeling van partijen betekenis worden toegekend.
In de arbeidsvoorwaardenregeling wordt het begrip “pensioengerechtigde leeftijd” niet uitgelegd. Volgens normaal spraakgebruik wordt met dit begrip de AOW-leeftijd bedoeld. Er is geen reden om aan te nemen dat objectief gezien de woorden “pensioengerechtigde leeftijd” iets anders betekenen dan de voor de werknemer geldende AOW-leeftijd. De arbeidsvoorwaardenregeling verwees niet naar de pensioenregeling of naar het pensioenoverzicht. De pensioenrichtleeftijd van 68 jaar is niet de pensioengerechtigde leeftijd. De pensioengerechtigde leeftijd moet een objectief bepaalbaar, vaststaand moment zijn. Het begrip “pensioengerechtigde leeftijd” wordt in de Algemene Ouderdomswet gedefinieerd als de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat. De kantonrechter neemt aan dat het pensioenontslagbeding in de arbeidsvoorwaardenregeling met de woorden “pensioengerechtigde leeftijd” daarbij aansluit. Dat leidt tot het oordeel dat onder de pensioengerechtigde leeftijd in de arbeidsvoorwaardenregeling moet worden verstaan de leeftijd waarop het wettelijk recht op ouderdomspensioen ontstaat.