In het Haviltexarrest uit 1981 heeft de Hoge Raad normen geformuleerd op de uitleg van een beding in een schriftelijk contract. Volgens de Haviltexnorm volstaat een zuiver taalkundige uitleg van het beding niet. Het komt aan op wat partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan dit beding mochten toekennen en op wat ze redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitleg dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval en met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
In een procedure voor Hof Den Bosch bestond een geschil over een studiekostenbeding in een arbeidsovereenkomst. Een van de vragen was of de werkgever op grond van dit beding ook de kosten terug kon vorderen die hij aan een eerdere werkgever had vergoed bij de indiensttreding van de werknemer. Volgens de studiekostenbepaling vergoedde de werkgever 100% van alle studiekosten van de opleiding van de werknemer. De terugbetalingsregeling betrof de door de werkgever in verband met de studie van de werknemer gedragen kosten. Op basis van een zuiver taalkundige uitleg vielen ook de aan de vroegere werkgever betaalde kosten onder de terugbetalingsregeling.
Bij de uitleg van het beding betrok het hof de omstandigheid dat de terugbetaling van studiekosten aan de vroegere werkgever kennelijk een belemmering opwierp voor de indiensttreding bij huidige werkgever. Partijen hebben in dat verband gesproken over de schuldoverneming door de nieuwe werkgever van de door de oude werkgever betaalde studiekosten, maar niet over de terugbetaling daarvan door de werknemer aan de nieuwe werkgever.
In het door de nieuwe werkgever gedane voorstel voor de indiensttreding bij hem stond dat de door de oude werkgever op de werknemer verhaalde studiekosten door de nieuwe werkgever zouden worden vergoed. Daaruit blijkt dat ook die kosten in dat voorstel moesten worden terugbetaald door de werknemer. De aan de oude werkgever betaalde opleidingskosten vormden het merendeel van de studiekosten van de werknemer Volgens het hof zou het niet logisch zijn dat de nieuwe werkgever een groot gedeelte van de studiekosten voor zijn rekening zou nemen zonder dat daarvoor een terugbetalingsregeling zou gelden. Het hof vond het evenmin logisch dat de terugbetalingsregeling uitsluitend betrekking zou hebben op de na indiensttreding nog te verwachten examen- en reiskosten.