De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding gewijzigd. Door de wijziging mag de werkgever kosten, die hij tijdens het dienstverband heeft gemaakt om de brede inzetbaarheid van de werknemer te bevorderen in mindering brengen op de transitievergoeding, tenzij de werknemer de verworven kennis en vaardigheden met name heeft aangewend in de functie die hij vervulde bij aanvang van de activiteiten. De bedoeling van de wijziging is om werkgevers te stimuleren om tijdens het dienstverband te investeren in de bredere inzetbaarheid van werknemers. De overige voorwaarden uit het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding die gelden voor het in mindering kunnen brengen van kosten blijven van toepassing. De minister wijst er in de toelichting op dat kosten die worden gemaakt voor het uitoefenen van de huidige functie van de werknemer niet in mindering kunnen worden gebracht. Dat gold al onder de vorige versie van het besluit.
Tegelijkertijd heeft de minister een technische wijziging aangebracht in het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding. De wijziging houdt verband met de berekeningswijze van de gemiddelde arbeidsduur wanneer geen of een wisselende arbeidsduur is overeengekomen.
De wijzigingen zijn met ingang van 1 juli 2020 van kracht.