De Arbeidstijdenrichtlijn bevat definities van arbeidstijd en rusttijd. Arbeidstijd is de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent. Rusttijd is de tijd, die geen arbeidstijd is.
Uit rechtspraak van het Hof van Justitie EU blijkt dat een periode, waarin een werknemer niet daadwerkelijk activiteiten uitoefent voor zijn werkgever, niet noodzakelijk rusttijd vormt. Onder omstandigheden kan een wachtdienst met permanente bereikbaarheid als arbeidstijd worden aangemerkt. Dat is het geval wanneer de verplichtingen, die de werknemer tijdens de wachttijd worden opgelegd, hem beperken in de mogelijkheid om zijn tijd vrij in te vullen.
Het Hof van Justitie EU heeft handvatten gegeven voor de beoordeling of een wachtdienst met permanente bereikbaarheid als arbeidstijd moet worden aangemerkt. Daarbij moet rekening worden gehouden met de tijd waarbinnen de werknemer tijdens de wachtdienst zijn beroepsactiviteiten moet hervatten na een oproep en het gemiddelde aantal keren dat de werknemer tijdens de wachtdienst daadwerkelijk wordt opgeroepen. Een wachtdienst, waarbij de werknemer slechts enkele minuten heeft om zijn werk te hervatten, moet in principe integraal worden beschouwd als arbeidstijd.
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat wachtdiensten van ambulancepersoneel niet als arbeidstijd geldt. Het hof heeft als uitgangspunt genomen dat de werknemers bij een oproep geacht worden onmiddellijk te reageren, aangezien voor de tijd tussen de oproep en het vertrek van de ambulance een streeftijd van twee minuten geldt. De werkgever eist een verklaring van de werknemers als deze tijd niet is gehaald. Het hof heeft niet beoordeeld wat van deze korte reactietijd de invloed is op de mogelijkheden van de werknemers om tijdens hun bereikbaarheidsdiensten hun tijd vrij in te vullen. Verder heeft het hof geoordeeld dat gesteld noch gebleken is dat het dragen van een uniform belastend of beperkend is bij voorgenomen privé-activiteiten. Het hof heeft met dat oordeel de stellingen van de werknemers over de beperkingen die zij ondervinden door het dragen van een uniform genegeerd. Het hof heeft de door de werknemers ervaren druk van de wetenschap dat zij tijdens een bereikbaarheidsdienst kunnen worden opgepiept, afgedaan als een subjectieve beleving van de werknemers. Uit rechtspraak van het Hof van Justitie EU blijkt dat de onvoorspelbaarheid van oproepen een bijkomend beperkend effect kan hebben op de mogelijkheid waarover de werknemer beschikt om zijn tijd vrijelijk te beheren. Het hof had zijn oordeel op dit punt moeten motiveren.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de werknemers tegen de uitspraak van het hof gegrond verklaard. Hof Den Bosch moet de zaak nu verder behandelen.