Een arbeidsovereenkomst kan op verzoek van een werkgever worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In het Burgerlijk Wetboek is bepaald wat de redelijke gronden zijn. Voor ontbinding is vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Er geldt een verbod om de arbeidsovereenkomst op te zeggen tijdens arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Dat opzegverbod vervalt zodra de arbeidsongeschiktheid ten minste twee jaar heeft geduurd.
Een werkgever diende bij de kantonrechter een verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een arbeidsongeschikte werknemer in. Volgens de werkgever was de arbeidsovereenkomst inhoudsloos geworden. De werknemer was meer dan een jaar onbereikbaar voor de werkgever en de bedrijfsarts. De werknemer voldeed niet aan zijn re-integratieverplichtingen. Het opleggen van een loonstop heeft daar geen verandering in gebracht. Volgens de kantonrechter kan onder deze omstandigheden in redelijkheid van de werkgever niet worden gevraagd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn is niet aan de orde omdat hij van de radar is verdwenen.
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per de datum waarop deze bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd.