Na beantwoording van prejudiciële vragen door het Hof van Justitie EU heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de verzekeringsplicht van in Nederland wonende vrachtwagenchauffeurs in het internationale wegtransport. De vrachtwagenchauffeurs werkten voor Nederlandse transportondernemingen, maar waren op papier in dienst bij een tussengeschoven op Cyprus gevestigd bedrijf. Na de tussenkomst van dit bedrijf veranderde er niets in de relatie tussen de chauffeurs en de transportondernemingen. Wanneer een Nederlandse transportonderneming geen gebruik meer maakte van de diensten van een chauffeur, die op de loonlijst van Cypriotische bedrijf stond, leidde dat in de regel tot ontslag van deze chauffeur door dit bedrijf.
De door de Centrale Raad van Beroep gestelde vraag betrof de uitleg van de Europese verordening betreffende de sociale verzekering. Het Hof van Justitie EU heeft de vraag aldus beantwoord dat werkgever degene is die het feitelijke gezag over een werknemer uitoefent, die feitelijk de overeenkomstige loonkosten draagt en die feitelijk bevoegd is om hem te ontslaan. Dat in de arbeidsovereenkomst een ander formeel wordt aangewezen als werkgever, maakt deze persoon nog niet tot werkgever. De Centrale Raad van Beroep oordeelde vervolgens dat de vrachtwagenchauffeurs in dienst waren bij de Nederlandse transportondernemingen en onder de Nederlandse sociaalzekerheidswetgeving vielen.