De ketenregeling bepaalt dat wanneer meer dan drie elkaar opvolgende tijdelijke arbeidsovereenkomsten worden gesloten of elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten voor meer dan drie jaar, er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. Er is sprake van elkaar opvolgende arbeidscontracten als de periode tussen twee contracten maximaal zes maanden bedraagt. In de cao kunnen van de wet afwijkende voorwaarden worden gesteld.
Inzet van een procedure bij de Hoge Raad was of tussen werkgever en werknemer een contract voor onbepaalde tijd tot stand was gekomen. De werknemer had in totaal drie jaar gewerkt op basis van een drietal overeenkomsten voor bepaalde tijd, zonder enige tussenperiode. Na drie jaar werkte de werknemer voor de werkgever op basis van een payrollcontract met een derde partij. De derde partij was door de werkgever naar voren geschoven; de werknemer heeft geen contact gehad met deze partij. De werkzaamheden van de werknemer veranderden niet door het payrollcontract. Na afloop van het payrollcontract trad de werknemer in dienst bij de werkgever. De werknemer claimde een contract voor onbepaalde tijd. In de cao was geen afwijkend aantal contracten of een langere maximale duur opgenomen. Het hof oordeelde dat de payrollconstructie geen ander doel diende dan het ontduiken van de bescherming die de ketenregeling aan werknemers biedt.
Volgens de Hoge Raad geeft het oordeel van het hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Vanwege de feitelijke aard kan het oordeel in cassatie niet verder op juistheid worden onderzocht. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de werkgever ongegrond verklaard. Het oordeel van het hof, dat tussen de werknemer en de werkgever na drie jaar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen, is juist.